Agorafobie

ICD 300.22

A.  Duidelijke angst of vrees voor twee (of meer) van de volgende vijf situaties:

1.   Gebruikmaken van (openbaar) vervoer (zoals auto, bus, trein, schip, vliegtuig).
2.   Zich in een open ruimte bevinden (zoals parkeerplaatsen, marktpleinen, bruggen).
3.   Zich in een afgesloten ruimte bevinden (zoals winkels, theaters, bioscopen).
4.   In de rij staan of zich in een menigte bevinden.
5.   Alleen buitenshuis zijn.

B.  De betrokkene vreest of vermijdt deze situaties vanwege de gedachte dat ontsnappen moeilijk zal zijn of hulp niet beschikbaar wanneer zich panieksymptomen of andere machteloos makende of gênante symptomen zouden ontwikkelen (zoals de angst om te vallen bij ouderen; angst voor incontinentie).

C.  De agorafobische situaties roepen bijna altijd angst of vrees op.

D.  De agorafobische situaties worden bewust vermeden, vereisen de aanwezigheid van een begeleidend persoon, of worden slechts verdragen met intense angst of vrees.

E.  De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de agorafobische situaties met zich meebrengen, de sociaal-culturele context in acht genomen.
F.  De angst, vrees of vermijding is persisterend en duurt meestal zes maanden of langer.
Toon toelichting
G.  De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Toon toelichting
H.  Als er sprake is van een somatische aandoening (bijvoorbeeld een inflammatoire darmziekte, ziekte van Parkinson) zijn de angst, vrees of vermijding duidelijk excessief.
Toon toelichting
I.  De angst, vrees of vermijding kan niet beter worden verklaard door de symptomen van een andere psychische stoornis. 

Informatie uit Richtlijnen en zorgstaandaarden